Modelo WERKEN (trabajar)
El modelo werken (trabajar) pertenece a los verbos débiles o regulares que acaban en consonante sorda. Estos verbos eliminan la desinencia –en de infinitivo y añaden las terminaciones de todos los tiempos verbales sin ningún cambio. También utilizan la desinencia –te para formar el pasado:
WERKEN (trabajar) |
|||
---|---|---|---|
INDICATIVO | |||
Presente | Perfecto | Pretérito |
Pluscuamperfecto |
ik werk jij werkt hij werkt wij werken jullie werken zij werken |
ik heb gewerkt jij hebt gewerkt hij heeft gewerkt wij hebben gewerkt jullie hebben gewerkt zij hebben gewerkt |
ik werkte jij werkte hij werkte wij werkten jullie werkten zij werkten |
ik had gewerkt jij had gewerkt hij had gewerkt wij hadden gewerkt jullie hadden gewerkt zij hadden gewerkt |
Futuro |
Futuro perfecto | CONDICIONAL | |
ik zal werken jij zal werken hij zal werken wij zullen werken jullie zullen werken zij zullen werken |
ik zal gewerkt hebben jij zal gewerkt hebben hij zal gewerkt hebben wij zullen gewerkt hebben jullie zullen gewerkt hebben zij zullen gewerkt hebben |
Presente | Pasado |
ik zou werken jij zou werken hij zou werken wij zouden werken jullie zouden werken zij zouden werken |
ik zou gewerkt hebben jij zou gewerkt hebben hij zou gewerkt hebben wij zouden gewerkt hebben jullie zouden gewerkt hebben zij zouden gewerkt hebben |
||
PARTICIPIO | |||
IMPERATIVO | INFINITIVO | Presente | Pasado |
werk |
werken |
werkend |
gewerkt |
Libros relacionados