Modelo VRIEZEN (helar)
El modelo vriezen (helar) pertenece a los verbos fuertes o irregulares de la clase II (el cambio de vocal es ie – oo – o) acabados en –z, por lo que cambia a –s en la mayoría de personas del presente, aunque el pasado es irregular. Estos verbos eliminan la desinencia –en de infinitivo y añaden las terminaciones de todos los tiempos verbales con el cambio vocálico:
VRIEZEN (helar) |
|||
---|---|---|---|
INDICATIVO | |||
Presente | Perfecto | Pretérito |
Pluscuamperfecto |
ik vries jij vriest hij vriest wij vriezen jullie vriezen zij vriezen |
ik heb gevroren jij hebt gevroren hij heeft gevroren wij hebben gevroren jullie hebben gevroren zij hebben gevroren |
ik vroor jij vroor hij vroor wij vroren jullie vroren zij vroren |
ik had gevroren jij had gevroren hij had gevroren wij hadden gevroren jullie hadden gevroren zij hadden gevroren |
Futuro |
Futuro perfecto | CONDICIONAL | |
ik zal vriezen jij zal vriezen hij zal vriezen wij zullen vriezen jullie zullen vriezen zij zullen vriezen |
ik zal gevroren hebben jij zal gevroren hebben hij zal gevroren hebben wij zullen gevroren hebben jullie zullen gevroren hebben zij zullen gevroren hebben |
Presente | Pasado |
ik zou vriezen jij zou vriezen hij zou vriezen wij zouden vriezen jullie zouden vriezen zij zouden vriezen |
ik zou gevroren hebben jij zou gevroren hebben hij zou gevroren hebben wij zouden gevroren hebben jullie zouden gevroren hebben zij zouden gevroren hebben |
||
PARTICIPIO | |||
IMPERATIVO | INFINITIVO | Presente | Pasado |
vries |
vriezen |
vriezend |
gevroren |
Libros relacionados