Modelo SPREKEN (hablar)
El modelo spreken (hablar) pertenece a los verbos fuertes o irregulares de la clase IV (el cambio de vocal es e – a – o). Estos verbos eliminan la desinencia –en de infinitivo y añaden las terminaciones de todos los tiempos verbales con el cambio vocálico. En presente e imperativo cambia –e > –ee en la mayoría de personas:
SPREKEN (hablar) |
|||
---|---|---|---|
INDICATIVO | |||
Presente | Perfecto | Pretérito |
Pluscuamperfecto |
ik spreek jij spreekt hij spreekt wij spreken jullie spreken zij spreken |
ik heb gesproken jij hebt gesproken hij heeft gesproken wij hebben gesproken jullie hebben gesproken zij hebben gesproken |
ik sprak jij sprak hij sprak wij spraken jullie spraken zij spraken |
ik had gesproken jij had gesproken hij had gesproken wij hadden gesproken jullie hadden gesproken zij hadden gesproken |
Futuro |
Futuro perfecto | CONDICIONAL | |
ik zal spreken jij zal spreken hij zal spreken wij zullen spreken jullie zullen spreken zij zullen spreken |
ik zal gesproken hebben jij zal gesproken hebben hij zal gesproken hebben wij zullen gesproken hebben jullie zullen gesproken hebben zij zullen gesproken hebben |
Presente | Pasado |
ik zou spreken jij zou spreken hij zou spreken wij zouden spreken jullie zouden spreken zij zouden spreken |
ik zou gesproken hebben jij zou gesproken hebben hij zou gesproken hebben wij zouden gesproken hebben jullie zouden gesproken hebben zij zouden gesproken hebben |
||
PARTICIPIO | |||
IMPERATIVO | INFINITIVO | Presente | Pasado |
spreek |
spreken |
sprekend |
gesproken |
Libros relacionados