Modelo PROEVEN (probar)

El modelo proeven (probar) pertenece a los verbos débiles o regulares. Estos verbos eliminan la desinencia –en de infinitivo y añaden las terminaciones de todos los tiempos verbales sin ningún cambio. También utilizan la desinencia –de para formar el pasado. Además, la consonante –v de la raíz se transforma en –f en toda la conjugación excepto en el plural del presente de indicativo, el infinitivo y el participio presente:

PROEVEN (probar)

INDICATIVO
Presente Perfecto Pretérito
Pluscuamperfecto

ik proef

jij proeft

hij proeft

wij proeven

jullie proeven

zij proeven

ik heb geproefd

jij hebt geproefd

hij heeft geproefd

wij hebben geproefd

jullie hebben geproefd

zij hebben geproefd

ik proefde

jij proefde

hij proefde

wij proefden

jullie proefden

zij proefden

ik had geproefd

jij had geproefd

hij had geproefd

wij hadden geproefd

jullie hadden geproefd

zij hadden geproefd

Futuro
Futuro perfecto CONDICIONAL

ik zal proeven

jij zal proeven

hij zal proeven

wij zullen proeven

jullie zullen proeven

zij zullen proeven

ik zal geproefd hebben

jij zal geproefd hebben

hij zal geproefd hebben

wij zullen geproefd hebben

jullie zullen geproefd hebben

zij zullen geproefd hebben

Presente Pasado

ik zou proeven

jij zou proeven

hij zou proeven

wij zouden proeven

jullie zouden proeven

zij zouden proeven

ik zou geproefd hebben

jij zou geproefd hebben

hij zou geproefd hebben

wij zouden geproefd hebben

jullie zouden geproefd hebben

zij zouden geproefd hebben

PARTICIPIO
IMPERATIVO INFINITIVO Presente Pasado

proef

proeven

proevend

geproefd

Libros relacionados

WordPress Image Gallery Plugin


Deja un comentario