Modelo ONTVLEZEN (descarnar)
El modelo ontvlezen (descarnar) pertenece a los verbos débiles o regulares prefijados cuya raíz acaba en –z. Estos verbos eliminan la desinencia –en de infinitivo y añaden las terminaciones de todos los tiempos verbales sin ningún cambio. También utilizan la desinencia –de para formar el pasado. Además, la vocal –e de la raíz se transforma en –ee en toda la conjugación excepto en el plural del presente de indicativo, el infinitivo y el participio presente. La consonante –z de la raíz se transforma en –s en toda la conjugación excepto en el plural del presente de indicativo, el infinitivo y el participio presente:
ONTVLEZEN (descarnar) |
|||
---|---|---|---|
INDICATIVO | |||
Presente | Perfecto | Pretérito |
Pluscuamperfecto |
ik ontvlees jij ontvleest hij ontvleest wij ontvlezen jullie ontvlezen zij ontvlezen |
ik heb ontvleesd jij hebt ontvleesd hij heeft ontvleesd wij hebben ontvleesd jullie hebben ontvleesd zij hebben ontvleesd |
ik ontvleesde jij ontvleesde hij ontvleesde wij ontvleesden jullie ontvleesden zij ontvleesden |
ik had ontvleesd jij had ontvleesd hij had ontvleesd wij hadden ontvleesd jullie hadden ontvleesd zij hadden ontvleesd |
Futuro |
Futuro perfecto | CONDICIONAL | |
ik zal ontvlezen jij zal ontvlezen hij zal ontvlezen wij zullen ontvlezen jullie zullen ontvlezen zij zullen ontvlezen |
ik zal ontvleesd hebben jij zal ontvleesd hebben hij zal ontvleesd hebben wij zullen ontvleesd hebben jullie zullen ontvleesd hebben zij zullen ontvleesd hebben |
Presente | Pasado |
ik zou ontvlezen jij zou ontvlezen hij zou ontvlezen wij zouden ontvlezen jullie zouden ontvlezen zij zouden ontvlezen |
ik zou ontvleesd hebben jij zou ontvleesd hebben hij zou ontvleesd hebben wij zouden ontvleesd hebben jullie zouden ontvleesd hebben zij zouden ontvleesd hebben |
||
PARTICIPIO | |||
IMPERATIVO | INFINITIVO | Presente | Pasado |
ontvlees |
ontvlezen |
ontvlezend |
ontvleesd |
Libros relacionados