Modelo MAKEN (hacer)

El modelo maken (hacer) pertenece a los verbos débiles o regulares que acaban en consonante sorda. Estos verbos eliminan la desinencia –en de infinitivo y añaden las terminaciones de todos los tiempos verbales sin ningún cambio. También utilizan la desinencia –te para formar el pasado. Además, la vocal –a de la raíz se transforma en –aa en toda la conjugación excepto en el plural del presente de indicativo, el infinitivo y el participio presente:

MAKEN (hacer)

INDICATIVO
Presente Perfecto Pretérito
Pluscuamperfecto

ik maak

jij maakt

hij maakt

wij maken

jullie maken

zij maken

ik heb gemaakt

jij hebt gemaakt

hij heeft gemaakt

wij hebben gemaakt

jullie hebben gemaakt

zij hebben gemaakt

ik maakte

jij maakte

hij maakte

wij maakten

jullie maakten

zij maakten

ik had gemaakt

jij had gemaakt

hij had gemaakt

wij hadden gemaakt

jullie hadden gemaakt

zij hadden gemaakt

Futuro
Futuro perfecto CONDICIONAL

ik zal maken

jij zal maken

hij zal maken

wij zullen maken

jullie zullen maken

zij zullen maken

ik zal gemaakt hebben

jij zal gemaakt hebben

hij zal gemaakt hebben

wij zullen gemaakt hebben

jullie zullen gemaakt hebben

zij zullen gemaakt hebben

Presente Pasado

ik zou maken

jij zou maken

hij zou maken

wij zouden maken

jullie zouden maken

zij zouden maken

ik zou gemaakt hebben

jij zou gemaakt hebben

hij zou gemaakt hebben

wij zouden gemaakt hebben

jullie zouden gemaakt hebben

zij zouden gemaakt hebben

PARTICIPIO
IMPERATIVO INFINITIVO Presente Pasado

maak

maken

makend

gemaakt

Libros relacionados



Deja un comentario