Modelo BESPELEN (tocar)

El modelo bespelen (tocar) pertenece a los verbos débiles o regulares prefijados. La vocal –e de la raíz pasa a –ee en el singular del presente de indicativo, en el imperativo, en el pasado y en el participio pasado. También utilizan la desinencia –de para formar el pasado. El participio pasado no añade el prefijo ge-, solo la desinencia –d final:

BESPELEN (tocar)

INDICATIVO
Presente Perfecto Pretérito
Pluscuamperfecto

ik bespeel

jij bespeelt

hij bespeelt

wij bespelen

jullie bespelen

zij bespelen

ik heb bespeeld

jij hebt bespeeld

hij heeft bespeeld

wij hebben bespeeld

jullie hebben bespeeld

zij hebben bespeeld

ik bespeelde

jij bespeelde

hij bespeelde

wij bespeelden

jullie bespeelden

zij bespeelden

ik had bespeeld

jij had bespeeld

hij had bespeeld

wij hadden bespeeld

jullie hadden bespeeld

zij hadden bespeeld

Futuro
Futuro perfecto CONDICIONAL

ik zal bespelen

jij zal bespelen

hij zal bespelen

wij zullen bespelen

jullie zullen bespelen

zij zullen bespelen

ik zal bespeeld hebben

jij zal bespeeld hebben

hij zal bespeeld hebben

wij zullen bespeeld hebben

jullie zullen bespeeld hebben

zij zullen bespeeld hebben

Presente Pasado

ik zou bespelen

jij zou bespelen

hij zou bespelen

wij zouden bespelen

jullie zouden bespelen

zij zouden bespelen

ik zou bespeeld hebben

jij zou bespeeld hebben

hij zou bespeeld hebben

wij zouden bespeeld hebben

jullie zouden bespeeld hebben

zij zouden bespeeld hebben

PARTICIPIO
IMPERATIVO INFINITIVO Presente Pasado

bespeel

bespelen

bespelend

bespeeld

Libros relacionados



Deja un comentario