Modelo BEPRATEN (discutir)
El modelo bepraten (discutir) pertenece a los verbos débiles o regulares prefijados acabados en –t. La vocal –a de la raíz pasa a –aa en el singular del presente de indicativo, en el imperativo, en el pasado y en el participio pasado. También utilizan la desinencia –te para formar el pasado. El participio pasado no añade ni el prefijo ge– ni la desinencia –t final:
BEPRATEN (discutir) |
|||
---|---|---|---|
INDICATIVO | |||
Presente | Perfecto | Pretérito |
Pluscuamperfecto |
ik bepraat jij bepraat hij bepraat wij bepraten jullie bepraten zij bepraten |
ik heb bepraat jij hebt bepraat hij heeft bepraat wij hebben bepraat jullie hebben bepraat zij hebben bepraat |
ik bepraatte jij bepraatte hij bepraatte wij bepraatten jullie bepraatten zij bepraatten |
ik had bepraat jij had bepraat hij had bepraat wij hadden bepraat jullie hadden bepraat zij hadden bepraat |
Futuro |
Futuro perfecto | CONDICIONAL | |
ik zal bepraten jij zal bepraten hij zal bepraten wij zullen bepraten jullie zullen bepraten zij zullen bepraten |
ik zal bepraat hebben jij zal bepraat hebben hij zal bepraat hebben wij zullen bepraat hebben jullie zullen bepraat hebben zij zullen bepraat hebben |
Presente | Pasado |
ik zou bepraten jij zou bepraten hij zou bepraten wij zouden bepraten jullie zouden bepraten zij zouden bepraten |
ik zou bepraat hebben jij zou bepraat hebben hij zou bepraat hebben wij zouden bepraat hebben jullie zouden bepraat hebben zij zouden bepraat hebben |
||
PARTICIPIO | |||
IMPERATIVO | INFINITIVO | Presente | Pasado |
bepraat |
bepraten |
bepratend |
bepraat |
Libros relacionados