Modelo BEGRAZEN (pacer)

El modelo begrazen (pacer) pertenece a los verbos débiles o regulares prefijados. La vocal –a de la raíz pasa a –aa y la consonante –z pasa a –s en el singular del presente de indicativo, en el imperativo, en el pasado y en el participio pasado. También utilizan la desinencia –de para formar el pasado. El participio pasado no añade el prefijo ge-, solo la desinencia –d final:

BEGRAZEN (pacer)

INDICATIVO
Presente Perfecto Pretérito
Pluscuamperfecto

ik begraas

jij begraast

hij begraast

wij begrazen

jullie begrazen

zij begrazen

ik heb begraasd

jij hebt begraasd

hij heeft begraasd

wij hebben begraasd

jullie hebben begraasd

zij hebben begraasd

ik begraasde

jij begraasde

hij begraasde

wij begraasden

jullie begraasden

zij begraasden

ik had begraasd

jij had begraasd

hij had begraasd

wij hadden begraasd

jullie hadden begraasd

zij hadden begraasd

Futuro
Futuro perfecto CONDICIONAL

ik zal begrazen

jij zal begrazen

hij zal begrazen

wij zullen begrazen

jullie zullen begrazen

zij zullen begrazen

ik zal begraasd hebben

jij zal begraasd hebben

hij zal begraasd hebben

wij zullen begraasd hebben

jullie zullen begraasd hebben

zij zullen begraasd hebben

Presente Pasado

ik zou begrazen

jij zou begrazen

hij zou begrazen

wij zouden begrazen

jullie zouden begrazen

zij zouden begrazen

ik zou begraasd hebben

jij zou begraasd hebben

hij zou begraasd hebben

wij zouden begraasd hebben

jullie zouden begraasd hebben

zij zouden begraasd hebben

PARTICIPIO
IMPERATIVO INFINITIVO Presente Pasado

begraas

begrazen

begrazend

begraasd

Libros relacionados



Deja un comentario