Modelo AFNEUZEN (copiar)
El modelo afneuzen (copiar) pertenece a los verbos débiles o regulares que tienen un prefijo separable y acaban en consonante –z. Estos verbos cambian la consonante de la raíz –z a la consonante –s en la mayoría de personas. También utilizan la desinencia –de para formar el pasado. El prefijo se separa del verbo en presente y pasado en una oración principal, pero una oración subordinada permanecen unidos. La desinencia ge– del participio se une entre el prefijo separable y la raíz verbal:
AFNEUZEN (copiar) |
|||
|---|---|---|---|
| INDICATIVO | |||
| Presente | Perfecto | Pretérito |
Pluscuamperfecto |
ik neus af jij neust af hij neust af wij neuzen af jullie neuzen af zij neuzen af |
ik heb afgeneusd jij hebt afgeneusd hij heeft afgeneusd wij hebben afgeneusd jullie hebben afgeneusd zij hebben afgeneusd |
ik neusde af jij neusde af hij neusde af wij neusden af jullie neusden af zij neusden af |
ik had afgeneusd jij had afgeneusd hij had afgeneusd wij hadden afgeneusd jullie hadden afgeneusd zij hadden afgeneusd |
| Futuro |
Futuro perfecto | CONDICIONAL | |
ik zal afneuzen jij zal afneuzen hij zal afneuzen wij zullen afneuzen jullie zullen afneuzen zij zullen afneuzen |
ik zal afgeneusd hebben jij zal afgeneusd hebben hij zal afgeneusd hebben wij zullen afgeneusd hebben jullie zullen afgeneusd hebben zij zullen afgeneusd hebben |
Presente | Pasado |
ik zou afneuzen jij zou afneuzen hij zou afneuzen wij zouden afneuzen jullie zouden afneuzen zij zouden afneuzen |
ik zou afgeneusd hebben jij zou afgeneusd hebben hij zou afgeneusd hebben wij zouden afgeneusd hebben jullie zouden afgeneusd hebben zij zouden afgeneusd hebben |
||
| PARTICIPIO | |||
| IMPERATIVO | INFINITIVO | Presente | Pasado |
neus af |
afneuzen |
afneuzend |
afgeneusd |
Libros relacionados
