Modelo AANSTIPPEN (marcar)
El modelo aanstippen (marcar) pertenece a los verbos débiles o regulares que tienen un prefijo separable y acaban en consonante sorda doble, que reduce a una sola consonante en la mayoría de tiempos verbales. Estos verbos eliminan la desinencia –en de infinitivo y añaden las terminaciones de todos los tiempos verbales sin ningún cambio. También utilizan la desinencia –te para formar el pasado. El prefijo se separa del verbo en presente y pasado en una oración principal, pero una oración subordinada permanecen unidos. La desinencia ge– del participio se une entre el prefijo separable y la raíz verbal:
AANSTIPPEN (marcar) |
|||
---|---|---|---|
INDICATIVO | |||
Presente | Perfecto | Pretérito |
Pluscuamperfecto |
ik stip aan jij stipt aan hij stipt aan wij stippen aan jullie stippen aan zij stippen aan |
ik heb aangestipt jij hebt aangestipt hij heeft aangestipt wij hebben aangestipt jullie hebben aangestipt zij hebben aangestipt |
ik stipte aan jij stipte aan hij stipte aan wij stipten aan jullie stipten aan zij stipten aan |
ik had aangestipt jij had aangestipt hij had aangestipt wij hadden aangestipt jullie hadden aangestipt zij hadden aangestipt |
Futuro |
Futuro perfecto | CONDICIONAL | |
ik zal aanstippen jij zal aanstippen hij zal aanstippen wij zullen aanstippen jullie zullen aanstippen zij zullen aanstippen |
ik zal aangestipt hebben jij zal aangestipt hebben hij zal aangestipt hebben wij zullen aangestipt hebben jullie zullen aangestipt hebben zij zullen aangestipt hebben |
Presente | Pasado |
ik zou aanstippen jij zou aanstippen hij zou aanstippen wij zouden aanstippen jullie zouden aanstippen zij zouden aanstippen |
ik zou aangestipt hebben jij zou aangestipt hebben hij zou aangestipt hebben wij zouden aangestipt hebben jullie zouden aangestipt hebben zij zouden aangestipt hebben |
||
PARTICIPIO | |||
IMPERATIVO | INFINITIVO | Presente | Pasado |
stip aan |
aanstippen |
aanstippend |
aangestipt |
Libros relacionados